Een BMW 535i, de eerste auto waarin ik harder reed dan 220 km/h

Herinner je je de auto’s uit de jaren 80 en 90 nog? Ik moest eraan denken toen ik gisteren door een vriend werd opgehaald in zijn bejaarde Renault 11 – dezelfde auto als waarin ik de eerste jaren na het behalen van mijn rijbewijs rondreed. In die tijd hadden alleen de snellere modellen snelheidsmeters die tot 220 km/h liepen. De eerste die mij voorbij die magische grens bracht, was een krachtige Duitser met vier ronde koplampen. Ah ja, begin jaren negentig. Hoe anders was de wereld toen. 'Silence of the Lambs' draaide in de bioscoop, Scorpions scoorde een monsterhit met ‘Wind of Change’ en de Bugatti EB110 moest nog worden getekend. In die tijd reden bijna alle auto’s nog op benzine (diesel was voor vrachtwagens en de Volkswagen Passat) en het instrumentenpaneel op onze dashboards was nog geruststellend analoog. De meeste snelheidsmeters gingen tot 200 km/h, alhoewel het overgrote merendeel van de auto’s dat bij die snelheidsmeter hoorde met moeite de 160 km/h kon aantikken – en om dat te doen had je een weg nodig zo lang als Noorwegen. Maar bij de high end modellen was dat een heel ander verhaal. De grote GT’s, aangedreven door zware motoren, hadden snelheidsmeters waarop 220 of zelfs 240 km/h stond. Wow. We wisten allemaal dat het een marketingtruc was, bedoeld om je te laten geloven dat ze écht zo snel waren, maar het werkte. Dat de naald van de toerenteller bij 170 km/h al 5.000 rpm aangaf, deed daar niets aan af. Tuurlijk, er waren Porsches, Ferrari’s en Lamborghini’s die makkelijk 250 km/h uur haalden, maar dat waren auto’s waar we alleen op papier eigenaar van waren. Letterlijk: ze hingen op de muren van onze jongenskamers. En dan was er nog mijn vaders vriend Jan, eigenaar van een zwarte BMW E34 535i. De 535 beschikte over de soepele zes-in-lijn waar BMW om bekendstond, waardoor de auto heel geschikt was als limousine voor zakenmannen. Maar als je het gaspedaal hard intrapte kwam-ie tot leven als een beer uit z’n winterslaap: hongerig. bmw-dash Op een middag keek hij ons aan en zei: “Hoog tijd om eens te kijken waartoe hij in staat is.” En zo geschiedde. Toen we de snelweg opdraaiden, trapte hij het gas vol tegen de vloer. De 211 pk (wat toen veel was, tegenwoordig is dat standaard op elke Subaru) begonnen ons meteen voorwaarts te stuwen. 160 km/h… 170 km/h… 180 km/h… Ik keek naar mijn vader. Hij groeide op in een autogekke familie en was als jonge jongen omringd door wat we nu gewilde klassiekers noemen. Alfa Romeo’s, Bugatti’s, Ferrari’s. Maar zelfs hij bevond zich nu op nieuw terrein. 200 km/h… 210 km/h… Nu ben ik me er natuurlijk van bewust dat de snelheidsmeters in auto’s niet bepaald beschikken over de precisie van een Zwitsers uurwerk. Ze wijken meestal 5 tot 10 km/h af en het verschil loopt verder op naarmate je harder gaat rijden. Maar ondanks dat was het zicht door de voorruit, op een weg die met iedere verstreken seconde smaller leek te werden, simpelweg verbijsterend. Toen de BMW uiteindelijk stopte met accelereren, stond de naald van de snelheidsmeter op 237 kilometer per uur. De 220 km/h heb ik daarna nog veel vaker geslecht, onder meer in een Audi TT, een BMW X5 en een Saab 9-3 Aero. Maar die magische 237 km/h is tot op de dag van vandaag nog steeds mijn officiële snelheidsrecord over land. Geïnteresseerd in een BMW 535i? Kijk dan hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Protected by WP Anti Spam