Het is Skoda gelukt: ik wil een Octavia
Ik kom net terug uit Zwitserland. De meeste autojournalisten die net terug zijn uit Zwitserland, dromen ’s nachts van Bentley’s en Rolls Royces, zoals hoofdredacteur van Carros Carlo Brantsen, die vanmiddag op NPO Radio 1 verslag deed van zijn bezoek aan de Autosalon van Genève. ‘Een andere wereld’, zo omschrijft de sympathieke autominner wat hij daar aantrof: een overdaad aan nieuwe superstatussymbolen, gericht op de nouveaux riches van China en het Midden-Oosten. En ik? Ik droom van een Skoda Octavia. Say what?
Ik was deze week dan ook niet in Genève. In plaats daarvan reed ik met mijn gezin in een Volvo V70 naar de bergen van Montreux, waar mijn jeugdvriend een nauwelijks pittoresk te noemen villa bewoont, op steenworp afstand van een kindvriendelijke skipiste. Híj was overdag overigens wel in Genève, druk met de voorbereiding van de presentatie van Honda’s nieuwe Formule 1-auto. Maar dat terzijde. Terug naar de Duitse Autobahn, waar ik met mijn V70 in de rechterbaan lijdzaam moest toezien hoe de ene na de andere Audi en BMW mij met dubbele snelheid voorbij kwam stuiven. Dat had alles te maken met mijn dakbagage: behalve de obligatoire dakkoffer stond daar namelijk ook een racefiets heen en weer te schudden – in een overmoedige bui had ik bedacht dat de plaatselijke cols daar de ideale voorbereiding op het wielerseizoen zouden zijn.
En daar gebeurde het. Eerst één keer. Daarna een tweede. En daarna nog ontelbare keren; ik werd voortdurend ingehaald door Skoda’s Octavia Combi van de nieuwste generatie. Heel langzaam voelde ik mijn weerstand afnemen. Ik werd als het ware gehersenspoeld. Dat lijnenspel... De sportieve neus en de scherpe lijnen. Ik hoorde mezelf tegen m’n vrouw over ‘agressief ogende dagrijverlichting’ uitweiden, die ik steeds vaker zag opdoemen in mijn achteruitkijkspiegel; een LED-streep die als mascara onder de Bi-Xenon koplampen is aangebracht. En zo ging het maar door. Ter hoogte van Karlsruhe leek mijn complete autoleven van de harde schijf te zijn gewist. Weg waren de klassieke Bugatti’s, de moderne Italianen en Engelse sportwagens. Weg waren de eigenzinnige Scandinaviërs waar ik mij al jaren mee denk te onderscheiden. Er was alleen nog maar de Skoda Octavia Combi.
Een paar dagen totale bedrust heeft voorlopig niet het gewenste effect gehad. Ik struin nog altijd op internet naar plaatjes van de auto van het merk dat ik voorheen als de antichrist onder de automerken omschreef. Wat me daarbij trouwens tegenvalt: die dingen blijken tweedehands helemaal niet zo betaalbaar te zijn. Daarom probeer ik mijn vrouw er nu van te overtuigen dat we moeten doorsparen voor een Octavia Combi Scout, een 4x4-variant waarmee ik ook onze autotrailer mag trekken. Laten we hopen dat ik in de tussentijd mijn hoofd een keer hard stoot: ik heb dringend behoefte aan een algehele reset, zodat ik mijn spaargeld straks gewoon weer aan een klassieke Italiaan kan uitgeven.